Schrijf het juiste werkwoord bij de volgende zinnen. Let op je spelling.
aantonen, aanvullen, aflezen, analyseren, associëren, benoemen, brainstormen, concluderen, concretiseren, constateren, creëren
Ontwerpen, scheppen.
Besluiten, tot de slotsom komen.
In verband brengen met.
Over een onderwerp vlug ideeën bedenken.
Laten zien dat het zo is.
Iets erbij doen.
Een groter geheel in stukken verdelen.
Nagaan welke gegevens een apparaat aangeeft.
Vaststellen (waarnemen en/of die waarneming uiten)
Concreet maken (vaak met een voorbeeld)
Iets een naam geven.