Werkwoorden
Werkwoorden rapTrefwoorden
- Afkortingen
- Congruentie
- Hulpmiddelen
- Soort.
- Vervoeging.
- Voltooid deelwoord als adjectief.
- Vorm van het werkwoord herkennen.
Werkwoorden, je hebt ze in vele soorten en in vele vormen. Met oefening, aandacht en
enkele
hulpmiddelen
!
krijg je ze onder de knie. In je gip-bundel kan je een enkele uitschuiver
hebben, maar veel werkwoordsfouten horen hier niet thuis. Wil je weten of werkwoorden voor jou
nog een probleem vormen, maak dan dit analysedictee.
Zo weet je achteraf precies wat je moet herhalen, raadpleeg eventueel de
trefwoorden
!
, en kan je gericht
oefenen
!
Begrijp je bepaalde termen niet, raadpleeg dan de lijst met de
grammaticale termen
!.
In de eerste plaats moet je een werkwoord herkennen en weten
welke vorm het werkwoord heeft. Met een werkwoord maak je duidelijk dat
je iets doet. Zo wordt het woord "antwoord'
in de volgende zin als werkwoord en als zelfstandig naamwoord gebruikt.
Als ik
antwoord
met een goed antwoord
krijg ik een punt.
Als jij
antwoordt
met een goed antwoord
krijg je een punt.
De vorm waarin het werkwoord staat, kan
een heel groot verschil in betekenis geven.
Stel dat jij het slachtoffer
bent en ik de beul, welke zin ga je kiezen in het volgende voorbeeld?
De beul
onthoofd.
De beul onthoofdt.
Vervolgens moet je om bij de vervoeging de juiste regels te kunnen
toepassen, weten tot welke soort je
werkwoord behoort. Sterke werkwoorden hebben in de verleden tijd een andere klinker
dan in de tegenwoordige tijd. Van de homofonen
"leiden" en "lijden" is het eerste een zwak
en het tweede een sterk werkwoord.
Voorbeeld: Als hij de groep
leidde, leed
hij aan kortademigheid.
Ten slotte pas je de regel van de congruentie toe, d.w.z. dat wanneer het
onderwerp in het meervoud staat, de persoonsvorm ook meervoudig moet zijn. Als je twee gasten hebt, zorg je er
ook voor dat ze beiden kunnen eten.
Voorbeeld: De leerling
eet, maar de leerlingen eten
.
Wie wil leiden, maar niet lijden en niet onthoofd wil worden, neemt dus de werkwoorden onder de
loep. Besteed hieraan voldoende tijd en gebruik desnoods hulpmiddelen.
Veel oefeningen maken is de boodschap.
Herken vorm en soort en
vervoeg het werkwoord.
Afkortingen
Je komt dikwijls afkortingen tegen in uitleg over werkwoorden of oefeningen. Op deze site gebruiken we de afkortingen van de Algemene Nederlandse Spraakkunst.! In het rood staan de meest gebruikte werkwoordstijden! .
- o.t.t.: (onvoltooid) tegenwoordige tijd , bv. ik lees.
- o.v.t.: (onvoltooid) verleden tijd , bv. ik las gisteren (zwakke en sterke werkwoorden.
- o.t.t.t.: (onvoltooid) tegenwoordige toekomende tijd , bv. ik zal lezen.
- o.v.t.t.: (onvoltooid) verleden toekomende tijd, bv. ik zou lezen.
- v.t.t.: (voltooid) tegenwoordige tijd , bv. ik heb gelezen.
- v.v.t.: (voltooid) verleden tijd, bv. ik had gelezen.
- v.t.t.t.: (voltooid) tegenwoordige toekomende tijd, bv. ik zal gelezen hebben.
- v.v.t.t.: (voltooid) verleden toekomende tijd,bv. ik zou gelezen hebben.
Hulpmiddelen
In je woordenboek en in de woordenlijst van de Nederlandse Taalunie
zoek je het werkwoord op. Achter de infinitief vind je de verleden tijd en het voltooid deelwoord.
Voorbeeld:
praten, praatte, gepraat.
Op het internet vind je reeds tal van handige hulpmiddeltjes, zoals mijnwoordenboek en verbix. (Faxen wordt niet juist weergegeven!) Een goed en eenvoudig hulpmiddel bij het vervoegen van de werkwoorden is het online Muiswerkwoordenboek!
Opgelet, het internet en de pc doen maar wat jij invoert:
- jij moet nog steeds bepalen of het een werkwoord is,
- jij voert de infinitief van het werkwoord juist in,
- jij weet onder welke vorm je het gebruikt,
- jij zorgt voor overeenstemming of congruentie met het onderwerp.
Dit wordt verder uitgediept in het thema "werk".
Congruentie.
De politie regelt het verkeer, maar de agenten regelen het verkeer. Als je onderwerp in het meervoud staat, schrijf je ook het werkwoord in het meervoud. Deze overeenstemming in getal tussen onderwerp en werkwoord is de congruentie. De congruentiefout is een veelvoorkomende stijlfout.
Voor groepsaanduidende woorden in het onderwerp, zoals de massa, een groep, een aantal,...
raadpleeg je het best
taaladvies
! om na te gaan of je het werkwoord in het enkelvoud of in het meervoud moet zetten.
Gebruik het enkelvoud wanneer je
procent
! vermeldt, bv. 12 procent kiest voor...
- Oefeningen
Dit wordt verder uitgediept in het thema "werk".
Soort.
In de Nederlandse taal wordt er een onderscheid gemaakt tussen
zwakke
, sterke
en onregelmatige werkwoorden.
De vervoeging van een werkwoord wordt bepaald door de
soort waartoe het behoort.
Zoals je waarschijnlijk reeds vermoedt moet je de
onregelmatige
werkwoorden!
ofwel kennen ofwel moet je de vervoeging ervan opzoeken. Gelukkig zijn ze niet
talrijk. Het volstaat om de vervoeging te kennen van: hebben, kunnen, mogen,
willen!
, zijn en zullen.
De sterke werkwoorden kan je herkennen aan de verandering van de klinker in de verleden
tijd. Van de homofonen
"leiden" en "lijden" is het eerste een zwak
en het tweede een sterk werkwoord.
Voorbeeld: Als hij de groep
leidde, leed
hij aan kortademigheid.
Gebruik deze
basislijst!
van sterke werkwoorden of raadpleeg de
lijst
! en
uitleg
!
op taaladvies.
Een goede
overzichtslijst
!
geeft ook de website beter spellen.
Dit wordt verder uitgediept in het thema "werk".
Vervoeging.
Stam en infinitief of noemvorm Tegenwoordige tijd Verleden tijd Voltooid deelwoord Trefwoorden TopStam en infinitief of noemvorm
Voor de vervoeging van een werkwoord moet je beginnen met de
stam. De stam vind je door de
ik-vorm van het werkwoord te nemen.
Voorbeeld:
Noemvorm of infinitief, onder deze vorm vind je het werkwoord terug in een woordenboek. | Stam of ik-vorm |
---|---|
Praten | ik praat |
Zeggen | ik zeg |
Leiden | ik leid |
Lijden | ik lijd |
Let op de spelling bij het maken van de stam !.
Tegenwoordige tijd (afkorting o.t.t.).
Je vervoegt het werkwoord in de tegenwoordige tijd door volgende regels toe te passen:- Enkelvoud
- Meervoud
Persoon | Regel | Voorbeeld voor zeggen |
---|---|---|
* ik | stam | zeg |
* jij/u * hij/zij/het (maar ook Mo, Anke, de kat, de wind,...) | stam + t | zegt |
Persoon | Regel | Voorbeeld voor zeggen |
---|---|---|
* wij * jullie * zij of ze (maar ook de leerlingen, de honden, de bomen,...) | infinitief of noemvorm | zeggen |
- Bij de ik-vorm komt nooit een -t, onthou dit door het ezelsbruggetje "Ik drink nooit thee."
- Wanneer de stam eindigt op een -t, voeg je er in de vervoeging geen -t bij, dus "ik praat en hij praat"
- Staan jij of je achter het werkwoord, voeg je er ook geen -t bij.
Voorbeeld: jij loopt, loopt je moeder, maar loop je?
Oefeningen en extra theorie
Dit wordt verder uitgediept in het thema "werk".
Verleden tijd (afkorting o.v.t.): zwakke en sterke werkwoorden.
Bij de vervoeging van de werkwoorden in de verleden tijd maak je een onderscheid tussen de zwakke en de sterke werkwoorden.- Sterke werkwoorden, zoals lijden kennen een verandering van de klinker in de verleden tijd, gebruik bij twijfel een hulpmiddel ! .
- Enkelvoud
- ik
- jij/u ==> verandering van klinker leed
- hij/zij/het
- Meervoud
- wij
- jullie ==> verandering van klinker leden
- zij
- Bij zwakke werkwoorden, zoals werken en leiden ga je eerst na wat de laatste stamletter ! is. Komt de medeklinker voor in "kofschiptaxietje", dan vervoeg je met -te(n), anders met -de(n)
- Werken
- Enkelvoud
- ik
- jij/u werkte
- hij/zij/het
- Meervoud
- wij
- jullie werkten
- zij
- Leiden
- Enkelvoud
- ik
- jij/u leidde
- hij/zij/het
- Meervoud
- wij
- jullie leidden
- zij
Dus: blozen ==> bloosde en verven ==> verfde.
Oefeningen en extra theorie
Dit wordt verder uitgediept in het thema "werk".
Voltooid deelwoord (afkorting vd).
Herken ! je het werkwoord als een voltooid deelwoord, dan kan je de juiste schrijfwijze bepalen. Bij de vorming van het voltooid deelwoord maak je net zoals bij de verleden tijd ! een onderscheid tussen de zwakke en de sterke werkwoorden.- Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden, zoals lijden, eindigt altijd op -n of -en. Gebruik bij twijfel een hulpmiddel ! .
- Voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden, zoals leiden en werken,
pas je de regels van de verleden tijd toe. Voeg je in de verleden tijd -te toe, dan eindigt het voltooid
deelwoord op -t. Voeg je daarentegen -de toe, dan eindigt het voltooid deelwoord op -d.
Voorbeeld:
"Hij heeft de groep geleid." "Hij heeft gewerkt."
Voorbeeld: "Hij heeft pijn geleden"
Oefeningen en extra theorie
Dit wordt verder uitgediept in het thema "werk".
Werkwoorden als adjectief.
Soms kunnen we van werkwoorden een adjectief ! of bijvoeglijk naamwoord maken, zoals in de gebraden kip en de huilende baby.
Bij de gebraden kip gebruik je het voltooid deelwoord of participium-vorm als adjectief, bij de huilende baby de infinitief.
- Theorie
- Werkwoord als adjectief !
- Uitleg op video !
Het werkwoord en de vorm ervan herkennen.
Meestal staat het werkwoord als persoonsvorm in je zin. De persoonsvorm of afgekort
de pv is dus een vervoegd werkwoord. Het staat in de tegenwoordige of de verleden tijd.
Staan er in je zin meerdere werkwoorden en is de pv een vervoeging van hebben, zijn of
worden, dan heb je te maken met een voltooid deelwoord (vd).
Soms staat het werkwoord onder de noemvorm of infinitief in je tekst. Onder deze vorm vind
je het ook in het woordenboek terug.
Een voltooid deelwoord kan ook voorkomen als
bijvoeglijk naamwoord. In dat geval staat het vlak voor een
zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
Werken: ik
werk, ik werkte
ik heb
gewerkt,de
afgewerkte taak.
De krantentitel "Man overleden vrouw aangehouden" kan twee betekenissen hebben, afhankelijk van de vorm die het werkwoord heeft. Oefenen kan je met behulp van volgende sites:
Je kan ook dit digitale stappenplan ! gebruiken.Oefeningen en extra theorie
- werkwoord herkennen_1
- werkwoord herkennen_1
- werkwoord herkennen_2
- infinitief of noemvorm
- persoonsvorm_1
- persoonsvorm_2
Dit wordt verder uitgediept in het thema "werk".
Oefeningen
Nadat je de oefeningen gemaakt heb, kan je je vordering met deze VDAB-test !nagaan.