Gip-bundel
Wellicht staat er in je gip-opdracht dat je een gip-bundel moet samenstellen,
uit welke delen die moet bestaan en hoe die er moet uitzien. Op deze pagina krijg je uitleg
over de meest voorkomende elementen in deze opdracht. De trefwoorden staan hier geklasseerd volgens de plaats
die ze waarschijnlijk in het werkstuk innemen, dus niet alfabetisch. Zo begint je bundel waarschijnlijk
met een titelblad en eindigt met de bijlagen. De laatste trefwoorden gaan over citeren, parafraseren en plagiaat.
Een goede opbouw en een duidelijk, eenvoudig en
uniform
lettertype - bijvoorbeeld Segou UI (11)
of Verdana (11) - bevorderen de leesbaarheid van je werkstuk. Je gebruikt alinea's
om de ééntonigheid van een doorlopende tekst te doorbreken. Alles wat bij
elkaar hoort, zet je in één alinea en je begint pas een volgende om een nieuw
aspect te behandelen. Te korte alinea's verbrokkelen de tekst te veel en maken het
lezen minder aangenaam. Je alinea's bevatten daarom minstens drie zinnen. Door verwijswoorden
en overgangszinnen leg je verbanden tussen de alinea's. Zo vermijd je dat je
van de hak op de tak springt, je creëert een eenheid wat de leesbaarheid weer ten goede komt.
Klinkt dit wat vreemd in je oren, raadpleeg dan taalfaqs.
Heb je een vlotte pen en wil je meer uitleg over alinea's, paragrafen en hoofdstukken,
raadpleeg dan
taaladvies.net/taal/advies/vraag/642/.
Voorzie een linkermarge om het bundelen achteraf mogelijk te maken.
Lijn je tekst links uit, bij uitvullen moet je vermijden dat de spaties tussen
de woorden te groot worden.
Tot slot lees je alles grondig na op taalfouten, maak hiervoor gebruik van
taalfaqs.
Trefwoorden
- Titelblad
- Voorwoord
- Inhoudsopgave
- Inleiding
- Middenstuk
- Conclusie
- Noten
- Bibliografie
- Bijlagen
- Citeren
- Parafraseren
- Plagiaat
Titelblad
De titelpagina is je uithangbord, je vraagt om aandacht voor je arbeid van een heel jaar. Dit doe je door de lezer op een beknopte en aantrekkelijke wijze te informeren over de opdracht en de inhoud van het werkstuk. Een titelpagina bevat meestal de volgende gegevens:
- de titel : Kort, informerend, aantrekkelijk zijn eveneens de kenmerken van een goede titel.
Maak gebruik van een
stijlfiguur om hieraan pit te geven. Een creatieve hoofdtitel laat je volgen door een zakelijke, informerende ondertitel. - de naam van de auteur
- de opdracht, bijvoorbeeld gip-bundel
- de naam van de mentor of leerkracht
- de datum of het schooljaar
- de gevolgde richting
- een functionele afbeelding
- ,...
- Er komt geen paginanummer op het titelblad
Dit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".
Woord vooraf of voorwoord !
Een voorwoord mag je schrijven, maar het hoeft niet. Je legt hierin uit waarom je
dit eindwerk hebt gemaakt, je geeft m.a.w. het algemeen kader aan, en bedankt eveneens
de mensen die hebben meegewerkt en die je hebben gesteund. Het voorwoord komt onmiddellijk
na het titelblad, op een afzonderlijke pagina.
Zoek eventueel inspiratie in dit voorbeeld
!
Dit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".
Inhoudsopgave
Bij een omvangrijke tekst, zoals je gip-bundel of jaarproject, hoort een inhoudsopgave.
Hier vermeld je per regel het hoofdstuknummer, de titel van het onderdeel en
op welke pagina het begint. De inhoudsopgave zelf neem je niet mee op.
Omdat een inhoudsopgave altijd verwijst
naar pagina's, is het overbodig de paginanummers aan te duiden met 'p.' of 'blz.'.
De titels van de verschillende onderdelen moeten precies hetzelfde zijn als die in de tekst. Door in
het tekstverwerkingsprogramma Word te werken met koppen,
kan je de inhoudsopgave
automatisch aanmaken.
De inhoudsopgave komt op een afzonderlijk blad. Zoek eventueel inspiratie in dit voorbeeld
!
Dit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".
Inleiding
De inleiding mag dan wel vooraan in je bundel staan. Aan het eigenlijke schrijven ervan begin je pas op het einde. Net zoals het titelblad wil de inleiding de lezer verleiden om het werkstuk te lezen door op een boeiende manier weer te geven wat er verwacht kan worden. Een goede inleiding bevat daarom de volgende elementen:
- een goede blikvanger of eyecatcher als openingszin
- een motivering voor en beschrijving van de onderzoeksvraag
- een korte beschrijving van het verloop van het onderzoek
- een korte toelichting bij de structuur - inclusief een verwijzing naar de deelvragen - van de gip-bundel
- een motivering voor en typering van de gebruikte bronnen
- andere noodzakelijke informatie waarover de lezer moet beschikken,
zoals een verwijzing naar de woordverklaring of een lijst met afkortingen
Zoek eventueel inspiratie in dit voorbeeld !
Dit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".
Hoofdtekst
Het middenstuk of de hoofdtekst is het belangrijkste onderdeel van je gip-bundel. Het beslaat meerdere pagina's en is daarom nog verdeeld in hoofdstukken. Iedere opdracht of iedere deelvraag vormt als afgerond geheel een hoofdstuk, dat naargelang de omvang op zijn beurt kan onderverdeeld worden in paragrafen en subparagrafen. Zij bevatten ook telkens een afgeronde eenheid aan informatie. Door een goede nummering blijven de verhoudingen tussen de paragrafen duidelijk. Gebruik hiervoor koppen uit het tekstverwerkingsprogramma Word.
In het middenstuk bespreek je per opdracht de gevonden resultaten en/of formuleer je een antwoord op de gestelde deelvragen. Zorg voor een logische opbouw, leg bijvoorbeeld eerst een probleem uit vooraleer je de oplossingen geeft. Tussen de verschillende hoofdstukken creëer je ook samenhang door in de inleidende alinea of paragraaf van een hoofdstuk te verwijzen naar het voorgaande punt en door op het eind van ieder hoofdstuk een korte samenvatting te geven waarin je ook vooruit blikt op wat nog komen moet.
Dit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".
Conclusie
De conclusie of het besluit is het slot van je gip-bundel en bevat volgende elementen:
- koppel terug naar je blikvanger uit de inleiding
- herhaal als geheugensteun de hoofdvraag
- vat gevat de deelvragen samen en herhaal de deelconclusies
- met de argumentatie van je deelconclusies vorm je je eindconclusie en geef je dus het antwoord op de hoofdvraag
- in een besluit mag nooit nieuwe informatie staan, om te eindigen kan je wel een blik in de toekomst werpen, ...
Dit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".
Noten
Noten gebruik je om te verwijzen naar een geciteerde of geraadpleegde bron of om een woord te verklaren. Voetnoten staan onderaan de pagina, eindnoten aan het eind van het werkstuk. Je kan deze noten met behulp van Word in je tekst plaatsen.
Dit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".
Bibliografie
De bibliografie of literatuurlijst komt uitvoerig aan bod bij het punt over
de bronvermelding.
Dit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".
Bijlagen
Het kan gebeuren dat je nuttige informatie vindt die te uitgebreid is om mee in
de hoofdtekst op te nemen. Maak er dan een bijlage van.
Dit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".
Citeren
"Citeren is het letterlijk overnemen van een stukje tekst van een ander. Vuistregel: citeer niet meer dan een regel of vijf en zorg ervoor dat niet meer dan 5% van je presentatie of tekst bestaat uit citaten. Citaten zijn vaak:
- meningen
- definities van begrippen
- figuren
- schema’s
Het is in het algemeen niet zinvol om andersoortige teksten letterlijk te citeren.
Een citaat plaats je altijd tussen aanhalingstekens. Vermeld de bron in een noot."
Vermits je de tekst letterlijk overneemt, draag je er zorg voor dat er bij het kopiëren geen taalfouten insluipen. Andersom, bestaande taalfouten laat je staan. Om duidelijk te maken dat je je bewust bent van die fout, schrijf je er (sic) achter.
Voorbeeld: "Het word (sic) mooi weer."
Een citaat met ellips “Om zeker van onze zaak te zijn hebben we daarna hoogbegaafdheid op acht verschillende manieren gedefinieerd. […] Maar de resultaten waren steeds hetzelfde.” (Voorwinden, 2004) Op de plaats van de weggelaten tekst staan nu vierkante haken met puntjes ertussen. http://educatie-en-school.infonu.nl/diversen/87266-bronnen-citaten-parafrase-en-bronvermelding-in-een-artikel.htmlDit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".
Parafraseren
Als je parafraseert geef je de ideeën van een ander in je eigen woorden weer. Vermeld ook
in dit geval de bron in een noot.
Dit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".
Plagiaat
Bij plagiaat ga je met andermans ideeën en werk lopen, zonder naar de bron te verwijzen. Dit is diefstal en strafbaar.
Een leerling dacht slim te zijn en leverde een werkstuk in dat was samengesteld uit de volgende en gelijksoortige alinea's. Hij hoopte dat de google vertaling van de Engelse brontekst niet zou worden opgemerkt als plagiaat.
Loonslavernij verwijst naar een situatie gezien als quasi- vrijwillige slavernij , [1] waar
iemands broodwinning afhankelijk is van de lonen , vooral wanneer de afhankelijkheid is totale
en onmiddellijke. [2] [3] Het is een negatieve connotatie term die gebruikt wordt om een analogie
te trekken tussen slavernij en loonarbeid door te focussen op overeenkomsten tussen het bezitten
en huren van een persoon. De term loonslavernij is gebruikt om kritiek te leveren economische
uitbuiting en sociale stratificatie , met de voormalige vooral gezien als ongelijke onderhandelingsmacht
tussen arbeid en kapitaal (met name bij werknemers worden betaald relatief lage lonen, bijvoorbeeld
in sweatshops ), [4] en de laatste als een gebrek aan arbeiders zelfbeheer , volwaardige baan keuzes
en vrije tijd in een economie. [5] [6] [7] De kritiek van de sociale stratificatie omvat een breder
scala van werkgelegenheid keuzes door de druk van een gebonden hiërarchische samenleving anders te
voeren onbevredigende werk dat mensen van hun "soort karakter" berooft [8] niet alleen onder dreiging
van honger of armoede , maar ook van de sociale stigma en de status van vermindering.
Wage slavery refers to a situation perceived as quasi-voluntary slavery,[1] where a person's livelihood depends on wages, especially when the dependence is total and immediate.[2][3] It is a negatively connoted term used to draw an analogy between slavery and wage labor by focusing on similarities between owning and renting a person. The term wage slavery has been used to criticize economic exploitation and social stratification, with the former seen primarily as unequal bargaining power between labor and capital (particularly when workers are paid comparatively low wages, e.g. in sweatshops),[4] and the latter as a lack of workers' self-management, fulfilling job choices and leisure in an economy.[5][6][7] The criticism of social stratification covers a wider range of employment choices bound by the pressures of a hierarchical society to perform otherwise unfulfilling work that deprives humans of their "species character"[8] not only under threat of starvation or poverty, but also of social stigma and status diminution.[9][10][11
Dit wordt verder uitgediept in het thema "Werkstuk".